Varkens houden

Levensfases | Voeding | Huisvesting | Wet-en Regelgeving | Transport | Oormerken | Bedrijfsstatus

Varkens Houden is een geweldige hobby waar allerlei regels aan verbonden zijn. Varkens zijn intelligente dieren die graag buiten zijn. Dit deel van onze website legt het een en ander uit over het houden van varkens, de voeding, de huisvesting en het welzijn, de wet- en regelgeving die van toepassing is, diergezondheid, de slacht en de verwerking van het varken.

De levensfases van een varken

Het krijgen van biggen is natuurlijk erg leuk, maar kost wel wat vaardigheid. Bij het zoeken van een dekbeer mag de beer niet enorm veel groter/zwaarder zijn dan de gelt. De te zware dekbeer kan de gelt platdrukken en dit kan zelfs dodelijk aflopen. Een eigen jonge dekbeer of KI is een goede oplossing. Helaas is Bonte Bentheimer sperma bij de KI momenteel niet beschikbaar. Sommige houders kiezer er daarom helaas voor om de Bonte Bentheimer zeugen te insemineren met sperma van andere varkensrassen, zoals Duroc. Er ontstaan dan zogenaamde gebruikskruisingen. Bij jonge dekberen kan het zijn dat ze niet of nooit dekken. Ze moeten ook leren om te dekken, dit heeft tijd nodig.

Na een succesvolle dekking is een zeug 115 dagen zwanger, dit heet ‘drachtig’. Een handig ezelsbruggetje om dit te onthouden: het is precies 3 maanden, 3 weken en 3 dagen. De dracht wordt twee keer gecontroleerd: na 3 weken en na 6 weken maakt de varkenshouder of een dierenarts een echo. Voor de bevalling begint kan de zeug erg druk zijn met het bouwen van een nest van takken en stro. Een zeug die voor het eerst biggen krijgt heet een gelt en heeft soms hulp nodig bij de bevalling. Gemiddeld krijgt een zeug 12 biggetjes per keer en dit gebeurt maximaal 2 keer per jaar. De zeug let goed op haar pasgeboren kroost en kan dan zelfs gevaarlijk zijn.

Babyfase

Een big krijgt 28 dagen moedermelk. Een zeug geeft 10 liter melk per dag, voldoende om al haar biggen te voeden. Na 1 week krijgen biggen naast moedermelk ook vast voedsel met licht verteerbare brokken. Na 3 weken vermindert de melkproductie van hun moeder en omdat de biggen meer en meer honger krijgen worden ze ook steeds meer bijgevoerd met brokken.

Jeugdfase

Na 4 weken mogen de biggen naar buiten, het moet natuurlijk niet te koud zijn. De gelten (een zeug voordat het drachtig is), beren en borgen (gecastreerde beer) blijven bij elkaar totdat ze 8 tot 9 weken zijn. Ze wegen dan rond de 23 kilo. Als de biggen bij elkaar blijven ontstaat er samenhorigheid en rust in de groep. De dieren moeten beschikken over:

  • Een verwarmde rustplaats
  • Een volle voerbak waar moeder niet bij kan omdat zij anders alles opeet.
  • Vers drinkwater
  • Speelmateriaal zoals een ketting of een bal

Volwassenheid

Vanaf een gewicht van ongeveer 23 kilo (dit is als ze 8 of 9 weken zijn) mogen de dieren verhuizen naar andere varkenshouders. Vanaf 5 maanden kunnen zeugjes berig worden. Vanaf een gewicht van 110 kilo zouden ze geslacht kunnen worden, dit is vanaf 8 tot 10 maanden. Let wel op dat de gewichten per dier en bloedlijn verschillen en ook nog afhankelijk zijn van de aard en de hoeveelheid van de voeding. De periode van 8 tot 10 maanden is daarom niet meer dan een grove richtlijn.

Voeding

Varkens zijn alleseters en ze lusten vrijwel alles. Het zijn daarnaast lekkerbekken die een duidelijk voorkeur voor bepaald voedsel laten zien. Bonte Bentheimers zijn daarop geen uitzondering. Het is belangrijk voor fokkers en mesters om enige aandacht aan de voeding van varkens te schenken. Bonte Bentheimers kenmerken zich als sobere en actieve varkens. Ze groeien langzaam, bij te snelle groei en verkeerde voeding hebben ze snel de neiging om te vet te worden. Dit heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van het vlees, maar ook het welzijn van het varken kan er onder lijden. In het algemeen kan gezegd worden dat de Bonte Bentheimer behoefte heeft aan een uitloopweide waar het kan wroeten. Daarnaast is het goed om ze voldoende water en structuurrijk voedsel te geven. Gras, hooi, kuil, stro, takken, etc. Dit geeft afleiding en het zorgt voor een volle maag. Om er toch zeker van te zijn dat ze alle benodigde vitaminen en mineralen binnen krijgen kan als basis (biologische) zeugenbrok gegeven worden.

Geef in ieder geval nooit vis en vlees producten en geef nooit keukenafval van horeca, ziekenhuizen etc. Dit noemen we swill en dit is bij de wet verboden en het is ook erg onverstandig. Veel besmettelijke veeziekten zijn ontstaan door het voeren van ondefinieerbaar keukenafval. In de Volkskrant verscheen in 1999 een nieuwsartikel over Swill

Afhankelijk van de grote van het varken krijgen ze tussen de 2 en 4 kilo per dag gespreid in de ochtend en tegen de avond. Een gele voederschep heeft een inhoud van ca. 1 kilo. Hoe groter het varken, hoe meer het nodig heeft. Een scharrel varken moet meer krijgen omdat hij veel meer beweegt dan een varken dat op stal ligt. Koopt u zakken voer bij de dierenwinkel let er dan op dat het varkensvoer geschikt is voor grote varkens en niet voor Kunekunes of minivarkentjes.

Zeug in de dracht, Terschelling

Voeding van een zeug in de dracht

Een zeug heeft een dracht van 3 maanden, 3 weken en 3 dagen. Als de biggen geboren worden zijn gelijk onafhankelijk en moeten zichzelf redden. Het is dus belangrijk dat de zeug voldoende mineralen binnen krijgt, zodat de biggen zich in de baarmoeder goed kunnen ontwikkelen. Ook is het goed als de zeug tijdens de dracht een flinke vetreserve opbouwt. Wanneer de biggen er zijn moet de zeug alle zeilen bij zetten om de biggen groot te brengen. Ze teert dan behoorlijk in op haar vetreserve. Naast voldoende water en structuurrijk voedsel is het daarom goed om de zeug extra zeugenbrok te geven. Ongeveer 2 kilo extra voer per dag aan het begin van de dracht, daarna opvoeren naar ongeveer 3 kilo extra.

Na de worp

Zeug: Houdt de voedende zeug goed in de gaten. Wanneer de zeug te mager wordt of wanneer ze andere problemen krijgt dan kunnen de biggen na 8 á 12 weken worden gescheiden van hun moeder. Dit noemen we het afspenen. Ontworm de zeug na het afspenen en blijf haar nog een paar weken voldoende brok geven zodat ze weer op gewicht kan komen. Richtlijn is ongeveer 2 kilo zeugenbrok per dag. Dit weer aangevuld met voldoende water en structuurrijk voedsel zoals hooi. 5 Dagen na het afspenen wordt de zeug weer berig. In de eerste week na het afspenen kan de zeug wat onrustig en chagrijnig zijn.

De biggen: Na 8 weken zijn de biggen zo zelfstandig dat ze zonder de moeder kunnen overleven. Bij het afspenen moeten de biggen door handen. Het is dan handig om ze gelijk hun oormerk te geven en te ontwormen. De biggen zijn heel actief en onderzoekend. Geef ze daarom voldoende uitloop, structuurrijk voedsel en water. Er zijn speciale brokken voor biggen te koop onder de naam speenkorrel of biggenkorrel. Deze brok heeft een wat fijnere structuur en een andere samenstelling dan de zeugenbrok. Ongeveer een halve kilo per big per dag is in het begin voldoende.

Afmesten

Het afmesten is de belangrijkste fase van de voeding. In deze fase wordt de kwaliteit en de smaak van het vlees bepaald. Voor met name Bonte Bentheimers is deze fase belangrijk omdat ze snel de neiging om vet te worden. Daarnaast moet men in gedachten houden dat Bonte Bentheimers niet uitblinken in uniformiteit. Bij een groep varkens van dezelfde leeftijd en met dezelfde voeding kunnen er toch wel behoorlijke verschillen zijn in spekdikte en vet/vlees verhouding.

Het afmesten vind plaats in de laatste 8 weken voor de slacht. Goed afmesten is vakmanschap. Iedere meester heeft weer zijn eigen recept en methode. Over het goed afmesten is altijd veel discussie. Bedenk dat de smaak van de voeding in het vlees terug kan komen. Richtlijn kan zijn dat naast ongeveer een kilo zeugenbrok per ongeveer 4 á 6 kilo per dag geplette rogge, eikels, tamme kastanjes, walnoten of iets dergelijks  wordt gegeven. Deze hoeveelheid is nodig om het effect van het product in het vlees terug te kunnen vinden. Maar er kan ook met gewone brok afgemest worden. Minder verstandig is het om de varkens af te mesten met oud brood, melk en vismeel. Deze producten komen de smaak en de kwaliteit niet ten goede.

Huisvesting en welzijn

De vraag “hoe moet ik een varken huisvesten ” is eenvoudiger gesteld als beantwoord. Het is niet de bedoeling van dit hoofdstuk om te zeggen hoe het moet, maar meer hoe het kan. We kijken hierbij niet naar het wettelijk minimaal aantal vierkante meters per varken, maar nemen het gedrag van het varken als uitgangspunt. Huisvesting en welzijn gaan min of meer samen. Is de huisvesting goed dan zal het varkens zich prettig voelen. Is de huisvesting onvoldoende dan zal dit te merken zijn in het gedrag en de gezondheid van het varken. De basis is een stal en een uitloop.

De Stal

Verblijft het varken zomer en winter buiten dan moeten ze een goede schuilhut hebben. ‘s Winters hebben ze dan beschutting tegen de kou en regen, in de zomer hebben ze dan beschutting tegen de felle zon. De schuilhut kan worden opgestrooid met stro of hooi , maar wanneer er voldoende stro, takjes, riet etc. aanwezig zijn dan zal het varken dit zelf regelen. In de winter sleept het varken materiaal in de schuilhut om zo een warm nest te maken. In de zomer wil hij het koeler hebben en dan gooit hij alle rommel er weer uit.

Heeft het varken een meer permanente stal of moet het varken door omstandigheden langer binnen blijven dan moet de stal voldoende groot zijn. Een varken gebruikt de stal dan in hoofdzaak voor drie zaken; slapen, mesten en eten. In de stal moet ruimte zijn om die drie dingen apart van elkaar te kunnen doen. Het klinkt raar maar varkens houden niet van een vieze stal. Ruim daarom regelmatig de mest op.

De kraamstal

Aan de kraamstal moet extra zorg besteed worden. In de kleinschalige varkenshouderij worden twee methodes gebruikt. De kraamstal waarbij de zeug in een kooi ligt en de kraamstal waarbij de zeug los loopt. De kraamstal waarbij de zeug los ligt moet rondom zijn voorzien van een balk van ijzer of van hout. Deze balk is ongeveer 20 cm van de grond en 20 cm uit de muur gemonteerd. Deze balk voorkomt dat de zeug de biggen tegen de muur dood drukt als ze gaat liggen. Verder is het handig om in het kraamhok een afdeling te maken waar de biggen wel kunnen komen en de zeug niet. Wanneer hier een warmtelamp wordt opgehangen zullen de biggen hier gaan slapen en is er minder kans op doodliggen. Ook kan men hier biggen korrels voeren zonder dat de zeug het opvreet.

De uitloop

Varkens zijn actieve en nieuwsgierige dieren. Een voldoende grote uitloop is daarom belangrijk. Ga hierbij uit van een uitloop van ongeveer 100 a 200 vierkante meter per varken. Hoe groter de uitloop hoe meer het varken zij eigen gang kan gaan. Geef het varken (vooral bij kleinere uitloop) regelmatig prikkels zodat ze actief bezig kunnen zijn. Geef ze bij voorbeeld eens wat snoeiafval voordat u het in de brand steekt. Ook gemaaid gras, een oude kuilbaal of slootmaaisel daar kunnen ze uren mee bezig zijn.

Als er voldoende ruimte is dan is het aan te raden om meerdere uitlopen te maken. Wanneer een uitloop helemaal omgewroet is kan het varken verhuisd worden naar een andere uitloop. Door de eerste uitloop één of twee jaar te laten rusten kan er weer vegetatie groeien en kan het bodemleven zich weer ontwikkelen. Wanneer het varken na twee jaar terugkomt is er wel voldoende voeding en afleiding. Bijkomende voordelen van de wisselmethode zijn minder geur en minder kans op worminfecties. Op de foto een voorbeeld van een wisselmethode waarbij er één jaar varkens lopen en daarna wordt er twee jaar graan verbouwd voor stro en voer voor de varkens.

De omheining

Varkens wroeten en zijn sterk. De omheining moet dus wel stevig zijn. Ook moet de omheining een stuk worden ingegraven anders wroeten ze er onderdoor. Een handigere methode is schrikdraad. Wanneer er voldoende stroom op staat hebben varkens hier veel respect voor. Op de foto een voorbeeld met drie draden. Het verdient aanbeveling om de biggen wel even te trainen. Sommige varkens hebben namelijk de neiging om vooruit te vliegen als ze schrikken en dan staan ze net waar je ze niet hebben wil. In het begin is het daarom handig om achter het schrikdraad een schapennet of een stuk gaas te zetten, zodat de varkens niet rechtuit kunnen schrikken. Na een paar weken zijn ze gewend en is alleen schrikdraad voldoende.

Modderpoel

Varkens kunnen niet zweten. Varkens die buiten lopen kunnen in de zomer behoorlijk last van de warmte hebben. Ze zijn dan suf en hebben weinig eetlust. Om in de zomer hun warmte kwijt te kunnen gaan ze graag in een modderpoel. Een paar emmers water in een kuil is al voldoende. Op deze manier kunnen ze ook eventuele parasieten en huidschilfers kwijt raken. Bijkomend voordeel is dat je ondanks de warmte de groei in je varkens houdt. Op erg warme dagen zijn varkens ook dol op een douche met de tuinslang.

Landschappelijke inpassing

Schuilhutten zijn eenvoudig zelf te maken. Meestal is er bij de gemeente geen vergunning nodig voor een schuilhut zolang deze maar laag is en klein van oppervlak. Voor u aan de slag gaat met het bouwen van een schuilhut informeer bij uw gemeente wat wel en wat niet mag. Gebruik voor de schuilhut materialen die in de omgeving passen. Met wat bosjes en een potje groene of zwarte verf is de schuilhut al goed te camoufleren. Ook het gebruik van zwarte of groene paaltjes met schrikdraad i.p.v. opzichtige witte paaltjes met witte linten komt het landschap ten goede en draagt bij aan een beter draagvlak voor de kleinschalige varkenshouderij. De regels voor schuilstallen kunnen verschillen per gemeente. De NBvH (Nederlandse Bond voor Hobbydierhouders) ondersteunt hobbydierhouders als ze zich inspannen voor een goed schuilstallenbeleid in hun gemeente. Meer informatie hierover is te vinden op de website van de NBvH.

Wet- en Regelgeving

Varkens worden gehouden om verschillende redenen, bijvoorbeeld voor de productie of als hobby. Bij dierziektecrises of problemen voor de volksgezondheid moet er snel worden gehandeld. Daarom is er regelgeving voor de identificatie en registratie van varkens. Vanaf 1 januari 2015 heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) de verantwoordelijkheid voor het uitvoering van wet- en regelgeving rond het houden van varkens.

Het RVO is verantwoordelijk voor o.a. de Verordening ZvA, SVD en monitoring salmonella; Verordening Varkensleveringen (VVL); I&R Varken; Ziekte v. Aujeszky; Monitoring kritische stoffen varkens; Stoppen met castreren; MRSA varkens; Welzijnsaspecten roodvlees; Ingrepenbesluit; Scharrelvarkenshouderij. Mijn.rvo.nl is de omgeving waar online zaken bij de RVO geregeld kunnen worden. Als u inlogt krijgt u ook toegang tot uw gegevens, lopende zaken en documenten.

Bedrijfslocatie UBN

Er is regelgeving voor de identificatie en registratie van varkens. Ondernemers en hobbyhouders die deze dieren houden zijn verplicht de verblijfplaats van de dieren te registreren. Een UBN is een uniek nummer voor iedere locatie de dieren worden gehouden. Het UBN wordt geregistreerd in het identificatie- en registratiesysteem voor dieren (I&R). Aan het UBN is de diersoort toegevoegd die wordt gehouden. Het aanvragen van een UBN verloopt via de RVO. De locatie krijgt dan een Uniek Bedrijfsnummer (UBN). Dit heeft u bij de registratie van varkens, bij de aankoop van varkens en bij transportmeldingen nodig.

Registratie van varkens

Alle varkens in Nederland moeten geregistreerd zijn en een oormerk dragen. Veranderingen in het aantal varkens, de verblijfplaats en de verplaatsingen in Nederland en van of naar het buitenland worden bijgehouden in een van de aangewezen databanken. Deze regels gelden ook als u één of meer varkens als hobby houdt. De geboorte van biggen wordt niet bijgehouden in één van de aangewezen databanken.
De databanken die RVO heeft aangewezen voor de registratie van verplaatsingen en het aanvragen van toestemmingen voor varkenstransporten zijn Varkenspost.nl en POV. Heeft u vragen over het melden van varkens? Neemt u dan contact op met een van de aangewezen databanken.

Varkenspost.nl

Varkenspost.nl is ontstaan op het erf van een ondernemer in de varkenshouderij, die opmerkte dat hij als ondernemer onnodig werd belast met regelgeving. Hij bedacht dat er voor varkenshouders en andere veehouders veel praktischere oplossingen mogelijk waren om aan de wet te voldoen. Voor de identificatie en registratie (I&R) van Varkens heeft het ministerie van Economische Zaken Varkenspost.nl aangewezen als erkende databank voor de varkenshouderij.

  • Varkenspost.nl
    Lange Spruit 1a
    7773 NE Hardenberg
    T: 0523 683339 (optie 4)
    I&R@varkenspost.nl

POV, Producenten Organisatie Varkenshouderij

De POV is een collectief van varkenshouders. De POV fungeert als de uitvoeringsorganisatie voor collectieve sectortaken. I&R meldingen kunnen geregistreerd worden via de databank MijnPOV. Via MijnPOV kunnen varkenshouders transport toestemmingen aanvragen en aan- of afvoermeldingen registreren.

  • Producenten Organisatie Varkenshouderij (POV)
    Postbus 240
    8000 AE Zwolle
    T: 088 888 6605
    helpdesk@pov.nl

Transport en I&R Meldingen

Een UBN is een uniek nummer voor iedere locatie waar runderen, varkens, pluimvee, broedeieren, schapen of geiten worden gehouden. Het is niet toegestaan Bonte Bentheimers te verkopen aan iemand zonder UBN. Pas als de nieuwe houder een UBN heeft mag u de dieren vervoeren. Alleen als de nieuwe houder het dier meteen naar de slachterij brengt dan mag het UBN van de slachterij als bestemming worden gebruikt.

Houdt u Bonte Bentheimers? Dan meldt u alle veranderingen in het aantal dieren binnen 2 werkdagen bij een van de aangewezen databanken (Varkenspost.nl en POV). U houdt een bedrijfsregister bij en zorgt ervoor dat bij ieder transport een vervoersdocument aanwezig is. Meldt u de gegevens voorafgaand aan het transport en kunt u die melding elektronisch laten zien? Dan is een papieren vervoersdocument bij het transport niet nodig. Alle varkens in Nederland moeten geregistreerd zijn en een oormerk dragen. Veranderingen in het aantal varkens, de verblijfplaats en de verplaatsingen in Nederland en van of naar het buitenland worden bijgehouden in een van de aangewezen databanken. Deze regels gelden ook als u een of meer varkens als hobby houdt.

Transport

Wilt je varkens vervoeren van moet dit melden via een van bovengenoemde databanken. Je hebt het UBN nummer van jezelf en het UBN nummer van de locatie waar het varken heen gaat. Is er geen USN nummer dan moet dit nummer eerst aangevraagd worden. Voor een tijdelijke verhuizen kan ook een tijdelijk UBN nummer aangevraagd worden. Zorg dat je alle papieren bij je hebt  tijdens het transport. Heb je geen papieren, de verkeerde papieren of onjuist vervoersmiddel, dan kun je een flinke boete krijgen.

Vervoersdocument

Het vervoersdocument is onderdeel van het bedrijfsregister. Vervoersdocumenten vraagt u aan bij een van de aangewezen databanken, Varkenspost.nl of POV.nl. Meldt u de gegevens voorafgaand aan het transport en kunt u dit elektronisch laten zien? Dan is een papieren vervoersdocument bij het transport niet nodig. Meer informatie over het transport van varkens kunt u vinden op de website van de RVO.

Transportmiddel

Ook aan het transportmiddel en de bestuurder worden wettelijke eisen gesteld. Hoe verder het varken vervoerd moet worden, hoe strenger de eisen zijn. Voor transport van varkens (bijvoorbeeld naar de slager) over afstanden korter dan 65 km geldt dat de vervoerder geen vergunning hoeft te bezitten. Daarnaast moet het gebruikte wegvervoermiddel weliswaar geschikt zijn voor de vervoerde diersoort en diertype, maar het hoeft geen certificaat van goedkeuring te hebben. Ook hoeven chauffeurs en verzorgers niet te beschikken over een getuigschrift. Het vervoer moet wel aan een deel van de vereisten van de Transportverordening voldoen.

Voor transport van varkens over meer dan 65 kilometer, maar korter durend dan acht uur geldt dat de vervoerder over een vergunning type I (conform artikel 10 van de Transportverordening) dient te beschikken. Het gebruikte vervoermiddel moet weliswaar geschikt moet zijn voor de vervoerde diersoort en diertype en voldoen aan de algemene eisen, maar hoeft niet gekeurd te worden voor het gebruik. Er is dus ook geen certificaat van goedkeuring nodig. Wel dienen alle chauffeurs en verzorgers die varkens vervoeren, beschikken over een getuigschrift. Meer informatie over dat getuigschrift is te vinden bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)

Reinigen en ontsmetten

Vanwege risico’s voor de diergezondheid en voor de voedselveiligheid moet een vervoerder zich houden aan de regels voor reinigen en ontsmetten (R&O) van transportmiddelen. Slachthuizen en verzamelcentra voor landbouwhuisdieren moeten beschikken over een erkende R&O-plaats. Meer informatie hierover is te vinden bij de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (NVWA)

Oormerken

Varkens moeten binnen één week na het spenen (spenen = blijvend onttrekken van biggen aan een zogende zeug) of uiterlijk 3 maanden na de geboorte of eerder bij de afvoer van het bedrijf worden geoormerkt. Het oormerk dient ter identificatie van het varken. Als je een big al eerder verkoopt en vervoert, dan moet je eerst een oormerk aanbrengen.

Oormerken voor varkens kunnen besteld worden bij een erkende leverancier. De lijst met erkende leveranciers is te vinden op de website van de RVO. Het oormerk wordt in het linkeroor aangebracht met een speciale tang. Bij de oormerkleverancier bestelt u ook tangen en pinnen.

Het oormerk bevat de volgende informatie:

  • UBN van het bedrijf waar het varken is gefokt.
  • Land van herkomst.
  • Volgnummer.

Tip: bevestig het oormerk niet teveel aan het uiteinde van het oor. De kans dat het ergens achter blijft hangen en dat het oor uit scheurt is dan vrij groot.

Bedrijfs- en hobbystatus voor varkenshouders

De wetgeving die van toepassing is voor het houden van varkens is soms complex en maakt het fokken met zeldzame rassen zoals de Bonte Bentheimer ingewikkeld. Dit wordt deels veroorzaakt door de beperkingen die gesteld worden aan het vervoer van varkens. Deze beperkingen zijn ingesteld met als doel grootschalige uitbraak van besmettelijke dierziektes te voorkomen. De meest actuele stand van zaken van de relevante regelgeving is te vinden op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Varkensbedrijven worden door de overheid ingedeeld naar ‘productietype’. Er is een aparte categorie ‘hobby/recreatie (RE)’ voor kleinschalige varkenshouders. Een beknopte uitleg van de verschillende productietypen:

Hobby/recreatie (RE):

Het productietype hobby/recreatie geldt alleen wanneer de varkenshouder minder dan 5 varkens (zwaarder dan 25 kg) heeft. Biggen lichter dan 25 kg tellen dus niet mee. Varkenshouders in deze categorie mogen varkens afvoeren naar de slacht, maar ook naar andere hobbyvarkenshouders. Het is eigenlijk ook niet verboden om ze af te voeren naar een varkensbedrijf, maar voor een bedrijf is het verboden om ze aan te voeren. Dus dat kan niet. Omgekeerd mogen bedrijven wel varkens afvoeren naar recreatieve varkenshouders, tot een maximum van 4 varkens per keer.

Hobbymatige/recreatieve varkenshouders moeten wel altijd een I&R-melding doen bij verplaatsing. Dit hoeft niet vooraf, het moet binnen 2 dagen na de verplaatsing. De melding kan online via Varkenspost.nl of POV.nl.

Kleinschalige varkenshouders met 5 of meer varkens moeten een bedrijfsstatus aanvragen. In de praktijk komt dat meestal neer op een B- of een D-status. Kleinschalige varkenshouders met 5 of meer varkens worden gezien als D-bedrijf. Als dergelijke varkenshouders hun varkens of biggen willen vervoeren naar een ander adres dan de slacht, dan moeten ze (tijdelijk) de B-status voor varkenshouders aanvragen.

Voor varkenshouders met minder dan 5 varkens (zwaarder dan 25 kg) voegt het aanvragen van een B-status alleen wat toe als  ze bijvoorbeeld vleesbiggen willen afvoeren naar een varkenshouder met een D-status.

A-bedrijf (fokbedrijf):

Een A-bedrijf heeft zeugen voor het produceren van biggen. A-bedrijven mogen onbeperkt dieren leveren aan B- en D-bedrijven. Als een A-bedrijf een relatie aangaat met een E-bedrijf, mag onbeperkt geleverd worden aan dit E-bedrijf, maar alle andere aflevermogelijkheden vervallen daarmee. A-bedrijven mogen ook afvoeren naar een C-bedrijf, maar naar ten hoogste drie C-bedrijven per jaar. Omdat een A-bedrijf aan het begin van de keten staat (fokbedrijf – (speenbigbedrijf) – vermeerderaar – vleesvarkensbedrijf), moet een A-bedrijf voldoen aan hoge specifieke eisen ten aanzien van de hygiene. Nieuw aangevoerde dieren moeten apart gehuisvest worden tot ze besmettingsvrij zijn bevonden, danwel er mag tot 6 weken na aanvoer van nieuwe dieren geen afvoer van varkens plaatsvinden. Maandelijks wordt getest op varkensziektes.

B-bedrijf (vermeerderaar):

Op een B-bedrijf worden zeugen gehouden voor de biggenproductie. Vermeerderaars leveren biggen aan vleesvarkenbedrijven (of aan hobbyisten). In een periode van 6 weken kunnen ze leveren aan ten hoogste 6 D-bedrijven, of in een periode van 4 maanden aan ten hoogste 12 D-bedrijven. Een vermeerderaar die meer dan 12 afleveradressen wil, moet zijn bedrijf inrichten als A-bedrijf, met bijbehorende hogere eisen. Voor een B-bedrijf gelden de standaard voorwaarden ten aanzien van gezondheid en hygiene. Indien een B-bedrijf een relatie aangaat met een F-bedrijf (speenbigbedrijf), verliest het alle andere aflevermogelijkheden.

C-bedrijf (opfokbedrijf):

Een C-bedrijf is een bedrijf met fokbiggen. Varkens op een C-bedrijf zijn bestemd om nadien naar een A-bedrijf (fokbedrijf) of een B-bedrijf (productie van biggen voor de vleesproductie) te worden afgevoerd. Ze kunnen ook direct aan een vleesvarkenbedrijf (D-bedrijf) worden geleverd. Het bedrijf moet voldoen aan een aantal specifieke eisen ten aanzien van de hygiene. Maandelijke tests op varkensziektes.

D-bedrijf (vleesvarkenbedrijf):

Op een D-bedrijf worden biggen gehouden voor de vleesvarkenproductie. Een D-bedrijf mag varkens van alle soorten bedrijven aanvoeren (in een periode van 16 weken van maximaal 6 bedrijven), maar de varkens mogen daarna alleen nog maar naar het slachthuis. D-bedrijven vormen daarmee slechts een beperkte risicogroep. Voor een D-bedrijf gelden de standaard voorwaarden ten aanzien van gezondheid en hygiene. Elke varkenshouder die meer dan 4 varkens in bezit heeft, krijgt allereerst de D-status toegekend.

E-bedrijf (speenbigbedrijf):

Op een E-bedrijf worden speenbiggen gehouden, die uitsluitend afkomstig zijn van 1 A-bedrijf. Het E- bedrijf neemt als het ware de aflevermogelijkheden van het A-bedrijf over. Een E-bedrijf moet aan strenge hygienevoorschriften voldoen. Maandelijke tests op varkensziektes.

F-bedrijf (speenbigbedrijf):

Op een F-bedrijf worden speenbiggen gehouden, die uitsluitend afkomstig zijn van 1 B-bedrijf. Het F- bedrijf neemt als het ware de aflevermogelijkheden van het B-bedrijf over. N.B.1. Iedereen die een A-, B-, C-, E- of F-status aanvraagt, krijgt eerst een D-status toegekend. Vervolgens worden er formulieren toegestuurd, waarmee de varkenshouder het productschap (PVE) kan verzoeken de gevraagde typering toe te kennen. In sommige gevallen dienen hierbij, voor rekening van de varkenshouder, keurings-, bedrijfs- en veterinaire rapporten te worden overlegd.

N.B.2. A-, B-, C-, E- en F-bedrijven mogen slechts van 1 ander varkenshouderijbedrijf per jaar varkens ontvangen.

 

 

Bewaren